Richtlijnen en verdragen

Als gevolg van het gebrek aan eenduidig landelijk beleid voor studerende (a.s.) moeders en/of de combinatie onderwijs & zwangerschap/ouderschap evenals het recht op een wettelijke zwangerschap verlofregeling, is soms volstrekt onduidelijk wie nu voor wat, wanneer verantwoordelijk is. Maar als het gaat om het studiesucces en het voorkomen van uitval dan betreft het een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de onderwijsinstelling en student/leerling. Als ook de gemeenten.

Wij signaleren dat er binnen Mbo, Hbo en Wo onderwijsinstellingen een gebrek lijkt te zijn van kennis rondom de gelijke behandelingswetgeving en sekse specifieke discriminatie. Eveneens lijkt er een probleem in de manier waarop de Onderwijs en Examen Regeling (OER) wordt uitgelegd. Dit blijkt ook uit de vragen die wij ontvangen van begeleiders, docenten en studenten verbonden aan Mbo, Hbo of Wo.

De Stichting Steunpunt Studerende Moeders heeft daarom in samenwerking met de werkgroep sociaal en Europees recht van de VVR een samenvatting gemaakt waarin de nationale en internationale verplichtingen staan geschetst en die voortvloeien uit het verbod van onderscheid op grond van geslacht, waaronder ook valt onderscheid op grond van geslacht en moederschap en die van belang zijn: 

• Richtlijn 2006/54/EG (Recastrichtlijn) verbiedt directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht onder andere voor wat betreft de toegang tot beroepsopleiding, voortgezette beroeps- opleiding en omscholing, met inbegrip van praktijkervaring. In dit verband dienen verantwoordelijken voor de beroepsopleiding te worden aangemoedigd om maatregelen te nemen ter bestrijding van elke vorm van discriminatie op grond van geslacht.

• Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ EG is niet alleen sprake van discriminatie wanneer verschillende regels worden toegepast op vergelijkbare situaties, maar ook wanneer dezelfde regels worden toegepast op verschillende situaties. Aangezien alleen vrouwen zwanger kunnen worden, kan in bepaalde omstandigheden sprake zijn van discriminatie op grond van geslacht wanneer geen rekening wordt gehouden met zwangerschap als eigensoortige seksegebonden omstandigheid.

• Verder volgt uit het VN Vrouwenverdrag dat Nederland gelijke rechten voor vrouwen op onderwijs moet garanderen. Het CEDAW-Comité, dat toeziet op de naleving van dit verdrag bepaalde op basis van het Vrouwenverdrag dat onderwijsinstellingen alle belemmeringen moeten wegnemen in de scholing van zwangere adolescenten en jonge moeders. Het Comité heeft hiertoe verschillende keren aanbevelingen gedaan aan verschillende verdragspartijen.

• Voorts heeft het Europese Parlement de lidstaten en de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs in een (aangenomen) Resolutie gevraagd gelijke behandeling en non-discriminatie van zwangere studenten en moeders met jonge kinderen te garanderen onder andere voor wat betreft de toegang tot studies en dat zij extra rekening houden met hun behoeften.

• Op nationaal niveau verbiedt artikel 7, eerste lid, onderdeel c, Awgb, in samenhang met artikel 1 Awgb,instellingen die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs onderscheid te maken op grond van geslacht, waaronder zwangerschap en moederschap.

• De Commissie Gelijke Behandeling, thans het College voor de Rechten van de Mens, oordeelde in 2009 dat een universiteit onvoldoende rekening hield met een zwangere student door haar niet de mogelijkheid te bieden van een extra herkansing.
Onlangs oordeelde het College ook dat de politieacademie een vrouw discrimineerde door de maximale studieduur van de opleiding niet te verlengen met een periode van zwangerschapsverlof.

• In 2004/2005 bracht het College voor de Rechten van de Mens een aantal adviezen uit op verzoek van het landelijke overleg van onderwijsdirecteuren van de faculteiten geneeskunde. In dit overleg werd gesignaleerd dat zwangere studenten en studenten met zorgtaken problemen in de studie ondervonden.
Die problemen ontstonden omdat studenten voltijds (of meer dan dat) en gedurende lange diensten beschikbaar moesten zijn.
Deze problemen deden zich vooral voor tijdens de co-schappen. Het landelijk overleg wilde hiervoor een algemene regeling opstellen die voor alle medische faculteiten in Nederland zou gaan gelden.
Het College heeft in het advies aangegeven welke eisen de gelijkebehandelingswetgeving aan zo’n regeling stelt, zodat hier bij het opstellen van de regeling rekening gehouden kon worden.

• Het College heeft in dit advies niet alleen onderzocht of het ontbreken van een deeltijd regeling met de wet strookt. Zij heeft ook gekeken naar zaken als de beoordeling van de student, zwangerschapsverlof, studierooster, beoordeling en klachtbehandeling.
En wat betreft het studierooster zegt het College dat deze indirect discriminerend kan zijn voor studenten met kinderen (dit zijn meestal vrouwen), namelijk als er geen rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Als een student vanwege zorgtaken om een aangepast rooster vraagt, is het dus zaak om dit verzoek serieus in overweging te nemen. Alleen als hier een objectieve rechtvaardiging voor is, mag de onderwijsinstelling dit verzoek afwijzen.

“En dus een dergelijk verzoek afwijzen op grond van ‘eigen keuze / eigen verantwoordelijkheid’ is dus geen objectieve rechtvaardiging. In dat geval kun je in bezwaar gaan of je richten tot het college voor de rechten van de mens”.
Annemieke de Jong, Founder Stg. Steunpunt Studerende Moeders

Kijk hier wat wij kunnen betekenen voor onderwijsinstellingen. Want wij begrijpen dat het ook voor onderwijsinstellingen ingewikkeld kan zijn en helpen daarom graag. Zo is de handleiding ‘zwangere studentes en studerende ouders’ geschreven en is er een portal gemaakt voor onderwijsinstellingen.

Bronnen:
Artikel 14, eerste lid, onderdeel b en artikel 26 Richtlijn 2006/54/EG. Zie ook Artikel 2, Eerste protocol bij het EVRM, Vergelijk HvJ EG 13 februari 1996, zaak C-342/93 (Gillespie), HvJ EG 8 april 1998, zaak C-136/95, (Thibault), HvJ EG 30 juni 1998, zaak C-394/96 (Brown). Artikel 10 VN-Vrouwenverdrag.
Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2007 over een regelgevend kader voor maatregelen ten behoeve van jonge vrouwen in de Europese Unie om gezin en studies met elkaar te verzoenen (2006/2276(INI), overweging 19.

Oordeel 2009-71Universiteit houdt onvoldoende rekening met zwangerschap student

Oordeel 2014-72Politieacademie discrimineert vrouw op grond van geslacht door de maximale studieduur voor een opleiding niet te verlengen met de periode dat zij zwangerschapsverlof heeft gehad

Oordeel 2004-07Advies inzake het combineren van co-schappen met zwangerschap en zorgtaken“.

www.mensenrechten.nl

Laat een reactie achter